Mirjam Schwarz in De Gelderlander
20 juli 2021HIJ DEED WAT HIJ NODIG VOND; IK BEN TROTS
Jochum de Graaf (68) kreeg een vervalst persoonsbewijs onder ogen dat op naam stond van zijn toen achtentwintigjarige vader Pieter de Graaf. Het heeft de Joodse onderduiker Salli Schwarz door de laatste oorlogsjaren geholpen. tekst Noor Hellmann
‘Een paar jaar Salli die kennelijk in het bezit geleden stond was van mijn vaders persoonsbein het Histo- wijs? Had vader daar de hand in risch Nieuws- gehad? Thuis had ik er nooit iets blad, bij een over gehoord.
overzichtsartikel over het verzet Ik ben naspeuring gaan doen en
in de Tweede Wereldoorlog, een foto van een origineel en een vervalst persoonsbewijs, met dezelfde pasfoto. Het ene document, afgestempeld in Winterswijk, was van S. Schwarz, met de J van Jood erbij, het andere stond op naam van P. de Graaf in Tietjerksteradeel.Wat, P. de Graaf?! Dat kon niemand anders zijn dan mijn vader Pieter de Graaf, die aan het begin van de oorlog woonde in het Friese Bergum en als ambtenaar werkte op het gemeentehuis van Tytsjerksteradiel, zoals de gemeente nu heet. Volgens het bijschrift overleefde S., oftewel Salli, Schwarz met dit vervalste persoonsbewijs de oorlog. Het was voor mij een sensationele ontdekking: wie was deze kwam in contact met Mirjam Schwarz, een dochter van Salli, die na de oorlog is geboren. Zij heeft beide persoonsbewijzen en leende ze in 2013 uit aan de tentoonstelling ‘De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen’ in de Rotterdamse Kunsthal.”
“Salli bleek een veehandelaar uit Winterswijk, in die gemeente zaten niet alleen veel onderduikers, het was ook een broeinest van de NSB. Wat er met hem en zijn gezin is gebeurd heeft zijn vrouw Betty – de moeder van Mirjam – gedetailleerd beschreven in Een Joodse familie overleeft de oorlog.In oktober ’41 wist Salli, kruipend door achtertuinen, achter op een fiets, lopend door weilanden, zich verschuilend achter bomen, te ontkomen aan een razzia. Na een half jaar keerde hij naar huis. Een jaar later werd het hem en Betty te heet onder de voeten en ze zijn met hun driejarige dochter Ria gevlucht. Na omzwervingen belandden ze in Rotterdam bij een zekere familie Smit. Dochter Nel heeft hen in februari 1943 naar een hotel in Leeuwarden gebracht waar ze dominee Nawijn ontmoetten. Die naam deed een belletje rinkelen: dominee Nawijn was een bekende naam in onze familie. Hij was de dominee van de gereformeerde kerk in Bergum waar mijn ouders naartoe gingen en op catechisatie zaten. Mijn moeder sprak altijd met bewondering over hem en zijn verzetsactiviteiten. Tientallen mensen hielp hij onderduiken; voor Salli en zijn gezin vond hij een onderduikadres in Friesland. Ze gingen later naar andere adressen en tenslotte kregen ze onderdak bij een boer in Eernewoude. Daar draaiden ze mee op de boerderij en nam Salli deel aan het verzet dat in het Friese merengebied ’s nachts met bootjes wapens vervoerde.”
“Na de bevrijding is hij op een fiets met houten banden naar Winterswijk gereden om te kijken of het weer veilig was en heeft de volgende dag vrouw en kind opgehaald. In hun huis woonden andere mensen, dus ze zijn opnieuw begonnen en Salli pakte zijn oude beroep weer op. Dat ze allebei een goed persoonsbewijs hadden, ‘natuurlijk zonder de gevaarlijke J’, zoals Betty in haar memoires schreef, is voor hen van groot belang geweest. Ik heb veel moeite gedaan om uit te zoeken hoe het vervalste exemplaar bij Salli terecht is gekomen. Dat moet via dominee Nawijn zijn gebeurd, maar wat hierbij precies vaders rol is geweest, valt helaas niet meer te achterhalen. Het meest aannemelijk is dat hij zijn persoonsbewijs in handen van het verzet in Tytsjerksteradiel heeft gespeeld toen hij in februari 1943 met mijn moeder verhuisde naar Oldebroek op de Veluwe. Hij werkte daar al sinds 1941 op het gemeentehuis, maar pendelde twee jaar op en neer tussen Oldebroek en Bergum, waar zijn ouders en mijn moeder woonden. Toen hij zich op zijn achtentwintigste definitief vestigde in Oldebroek was dat een uitgelezen kans om daar een nieuw persoonsbewijs aan te vragen en zijn oude te laten verdwijnen in Tytsjerksteradiel. Juist op hetmoment dat Salli en zijn gezin daar onderdoken en nieuwe papieren nodig hadden. Hij heeft Salli niet gekend en zal waarschijnlijk ook niet geweten hebben naar wie zijn persoonsbewijs is gegaan. Ik weet dat hij persoonsbewijzen vervalste en distributiebonnen achteroverdrukte en zo zware straffen riskeerde. Toen mijn ouders een Joods jongetje in huis namen, heeft hij in hun eigen trouwboekje de naam van het kind toegevoegd.”
“Na de oorlog waren er opeens veel mensen die beweerden dat ze in het verzet hadden gezeten. Mijn moeder had weinig achting voor hen. Vader en zij lieten zich niet voorstaan op wat ze hadden gedaan en vertelden er ook maar weinig over. Sommige verzetsmensen hadden veel belangrijker werk verricht, vonden ze. Ik ben trots op op mijn vader. Gegeven de omstandigheden heeft hij gedaan wat hij nodig vond.”